De traptree is het horizontale loopvlak (bovenvlak) waarop de trap wordt belopen. Traptreden kunnen een holle of bolle voorzijde (neus) hebben. Traptreden worden recht of verdreven aan de trapboom bevestigd. Verdreven treden hebben een versmalde en verbrede zijkant waardoor een trap en de looprichting kan draaien.
Voor de veiligheid, maatvoering, beloopbaarheid en looplijn zijn bepaalde wettelijk verplichte eisen in het Bouwbesluit vastgelegd.
Aan de traptree zijn verschillende vaktermen verbonden:
Weltree, welstuk: de bovenste traptree sluit aan op de verdiepingsvloer en deze heeft een aangepast breedte.
Aantrede: de aantrede is de horizontaal gemeten afstand tussen de voorzijden (neuzen) van twee bovenliggende traptreden, gemeten op de looplijn tree en loodrecht vanaf de voorkant.
Optrede (tegentrede, stoottrede, stootbord): een optrede is de verticale afstand van de bovenzijde tussen twee bovenliggende treden. De tegentrede of stootbord is het paneel dat de trap dicht maakt.
Doorschietende treden: liggen op een keepboom en steken aan een of beide zijden over.
Trapneus: is het voorste deel van een traptree dat in bovenaanzicht de achterzijde van de onderliggende tree oversteekt/overlapt. De ideale overstek voor de beloopbaarheid bedraagt tenminste 50 mm.
Bloktrede: is de vergrootte traptree die voor en naast de trapboom doorsteekt. In combinatie met een hoofdbaluster kan de bloktree esthetisch gezien een fraai totaalbeeld opleveren.
Antislip
Dit is een voorziening ten behoeve van een veilige beloopbaarheid. Het gaat uitglijden tegen. Een of meerdere sleuven worden in de lengterichting van de tree gefreesd . in de sleuf komt anti slip materiaal. Bijvoorbeeld geribbeld rubber of kunststof profielen of RVS stripmateriaal. Bij glazen en natuursteen treden kan een antislipvoorziening in de tree worden gestraald, gezandstraald of gezoet. Rubber of kunststof profielen zijn verkrijgbaar in verschillende kleuren: zwart, bruin, grijs of wit.